Eed van Hippocrates (originele tekst) (2024)

OPKOΣ

Ὄμνυμι Ἀπόλλωνα ἰητρὸν, καὶ Ἀσκληπιὸν, καὶ Ὑγείαν, καὶ Πανάκειαν, καὶ θεοὺς πάντας τε καὶπάσας, ἵστορας ποιεύμενος, ἐπιτελέα ποιήσειν κατὰ δύναμιν καὶ κρίσιν ἐμὴν ὅρκον τόνδεκαὶξυγγραφὴν τήνδε. Ἡγήσασθαι μὲν τὸν διδάξαντά με τὴν τέχνην ταύτην ἴσα γενέτῃσιν ἐμοῖσι,καὶβίου κοινώσασθαι, καὶ χρεῶν χρηίζοντι μετάδοσιν ποιήσασθαι, καὶ γένος τὸ ἐξ ωὐτέουἀδελφοῖςἴσον ἐπικρινέειν ἄῤῥεσι, καὶ διδάξειν τὴν τέχνην ταύτην, ἢν χρηίζωσι μανθάνειν, ἄνευμισθοῦκαὶ ξυγγραφῆς, παραγγελίης τε καὶ ἀκροήσιος καὶ τῆς λοιπῆς ἁπάσης μαθήσιος μετάδοσινποιήσασθαι υἱοῖσί τε ἐμοῖσι, καὶ τοῖσι τοῦ ἐμὲ διδάξαντος, καὶ μαθηταῖσισυγγεγραμμένοισί τεκαὶ ὡρκισμένοις νόμῳ ἰητρικῷ, ἄλλῳ δὲ οὐδενί. Διαιτήμασί τε χρήσομαι ἐπ' ὠφελείῃκαμνόντωνκατὰ δύναμιν καὶ κρίσιν ἐμὴν, ἐπὶ δηλήσει δὲ καὶ ἀδικίῃ εἴρξειν. Οὐ δώσω δὲ οὐδὲφάρμακονοὐδενὶ αἰτηθεὶς θανάσιμον, οὐδὲ ὑφηγήσομαι ξυμβουλίην τοιήνδε. Ὁμοίως δὲ οὐδὲ γυναικὶπεσσὸνφθόριον δώσω. Ἁγνῶς δὲ καὶ ὁσίως διατηρήσω βίον τὸν ἐμὸν καὶ τέχνην τὴν ἐμήν. Οὐ τεμέωδὲοὐδὲ μὴν λιθιῶντας, ἐκχωρήσω δὲ ἐργάτῃσιν ἀνδράσι πρήξιος τῆσδε. Ἐς οἰκίας δὲ ὁκόσας ἂνἐσίω, ἐσελεύσομαι ἐπ' ὠφελείῃ καμνόντων, ἐκτὸς ἐὼν πάσης ἀδικίης ἑκουσίης καὶ φθορίης,τῆςτε ἄλλης καὶ ἀφροδισίων ἔργων ἐπί τε γυναικείων σωμάτων καὶ ἀνδρῴων, ἐλευθέρων τε καὶδούλων. Ἃ δ' ἂν ἐν θεραπείῃ ἢ ἴδω, ἢ ἀκούσω, ἢ καὶ ἄνευ θεραπηίης κατὰ βίον ἀνθρώπων, ἃμὴχρή ποτε ἐκλαλέεσθαι ἔξω, σιγήσομαι, ἄῤῥητα ἡγεύμενος εἶναι τὰ τοιαῦτα. Ὅρκον μὲν οὖνμοιτόνδε ἐπιτελέα ποιέοντι, καὶ μὴ ξυγχέοντι, εἴη ἐπαύρασθαι καὶ βίου καὶ τέχνης δοξαζομένῳπαρὰ πᾶσιν ἀνθρώποις ἐς τὸν αἰεὶ χρόνον. παραβαίνοντι δὲ καὶ ἐπιορκοῦντι, τἀναντίατουτέων.

Eed van Hippocrates (originele tekst) (1)

Eed van Hippocrates

Ik zweer bij Apollo, de Genezer, bij Asclepius, Hygieia et Panaceia, en bij alle goden engodinnen, die ik tot getuigen roep, dat ik deze eed en deze verklaring, naar beste wetenenvermogen, zal nakomen.

Ik zal hem, die deze kunst aan mij heeft onderwezen, beschouwen als een vader, hem latendelen in mijn levensonderhoud, en, als hij in schulden of nood zou geraken, hem op zijnverzoek steun verlenen. Zijn zonen zal ik gelijk stellen met mijn eigen broers; ik zalhun,als zij de wens daartoe te kennen geven, deze kunst leren zonder vergoeding en zonderschuldbewijs; tot mijn voorschriften, voordrachten en heel mijn verdere onderricht zaliktoegang geven aan mijn zonen, aan die van mijn leermeester en aan die leerlingen diezichbij mij hebben ingeschreven en gehouden zijn aan de medische wet; maar aan niemandanders.

Ik zal diëetregels naar beste weten en vermogen aanwenden tot heil der zieken, nooit tothunverderf of schade.

Ik zal niemand een dodelijk geneesmiddel toedienen, ook niet aan iemand die dit van mijvraagt; zelfs een aanwijzing in die richting zal ik niet verstrekken.

Ik zal nooit aan een vrouw een middel toedienen ter vernietiging van ontkiemendleven.

Ik zal mijn leven en mijn kunst steeds zuiver en rein bewaren.

Ik zal geen operaties uitvoeren, zelfs niet bij lijders aan blaasstenen, maar ik zal datwerkaan deskundigen overlaten.

In welk huis ik ook binnentreed, ik zal er alleen binnengaan om de zieken te helpen;nooitzal ik er willens en wetens enig onrecht doen, in het bijzonder mij nooit schuldig makenaansexuele omgang met man of vrouw, vrije of slaaf.

Ik zal, wat ik bij de uitoefening van mijn beroep ook zal horen of zien, of ookdaarbuitenover het leven van mensen te weten kom aan dingen, die nooit bekend mogen worden, instilzwijgen bewaren, en het beginsel hooghouden, dat dingen die mij zó bekend wordenvallenonder de plicht van geheimhouding.

Als ik deze eed trouw in acht neem en niet ontwijd, moge ik dan in mijn leven en in mijnkunst gezegend worden, en aanzien genieten bij alle mensen, te allen tijde, - maar alsikhem schend en meinedig word, dan wil ik het tegendeel ondergaan.

Vertaling uit Hermeneus 53 (1981)
(in enigszins gewijzigde vorm overgenomen uit :Drs. A.B. van Gool, Hellas en Rome met hun voorgeschiedenis, 1976, Dekker&van de Vegt, Nijmegen, p. 158)
(Portret van Hippocrates van Cos, Paris -Bibliothèque nationale, Grieks manuscript 2144, f° 10 v°, XIVde eeuw)

Over Hippocrates

LEVEN

In tegenstelling tot de legendarische figuur Homeros is Hippocrates historisch geattesteerd inverschillende bronnen.

Plato vermeldt in zijn werk twee maal de naam van Hippocrates. Hieruit kan worden afgeleid datHippocrates reeds in zijn tijd gold als de meest bekende arts uit de 5de eeuw voor Chr. Dezegetuigenis wijst ook op het belang van het Hippocratisch denken en tezelfdertijd ook op deinvloed van de medische reflectie op de intellectuele geschiedenis van het klassiekeGriekenland. De geneeskunde, de wetenschap van het lichaam, kon dienen als model voor defilosofie, de wetenschap van de geest.
Niet toevallig ook een filosoof, Aristoteles, wiensvader trouwens arts was, vernoemt eveneens Hippocrates in zijn werk.

Latere getuigenissen over het leven van Hippocrates zijn wellicht niet altijd betrouwbaar.

Hippocrates werd geboren op Kos in 460 voor Chr. Hij behoorde tot de aristocratische familie vande Asclepiaden die gezegd werd rechtstreeks af te stammen van de god Asclepios. Deze laatste wasten tijde van Homeros (8ste eeuw voor Chr.) nog geen god maar de prins van Tricca in Thessaliëen was bekend om zijn medische kennis. De familie van de Asclepiaden was reeds in de 5de eeuwvoor Chr. beroemd omwille van zijn medische kennis en de diensten die ze had bewezen aan hetvaderland.

Zoals het de gewoonte was in zijn familie werd ook aan Hippocrates de geneeskunde onderwezen vanvader op zoon. De opleiding van een goed arts bestond in de oudheid wellicht ook uit de studievan de retorica en de filosofie.

De geneeskunde werd vooral mondeling en praktisch onderwezen. Nochtans zou Hippocrates reedshebben kunnen genieten van door zijn grootvader geschreven medische geschriften, misschien overchirurgie.

Na zijn opleiding in familiekring oefende Hippocrates eerst de geneeskunde uit op Kos. Hij huwdeer en kreeg twee zonen die eveneens een medische opleiding genoten en een dochter. De medischeopleiding werd in de volgende geslachten verdergezet.

Hij werd uitgenodigd om tegen een flinke vergoeding te komen werken aan het hof van de Perzischekoning Artaxerxes I maar zou geweigerd hebben.

Na de dood van zijn ouders vertrok hij met zijn kinderen naar Thessalië (Noord-Griekenland). Ditmoet voor de jaren 420 voor Chr. geweest zijn. Hij zou wel nog nauwe contacten onderhouden metzijn geboortestad Kos maar hij zou er nooit meer terugkeren.

Onder meer op basis van individuele patiëntenfiches in het Corpus Hippocraticum waar de herkomstvan de patiënt vermeld staat krijgen wij een idee van de steden in Thessalië waar Hippocrates degeneeskunde zou hebben uitgeoefend. Ook buiten Thessalië zou Hippocrates actief zijn geweest,met als verste uitlopers de steden Athene, Delphi, Korinthe en de eilanden Syros en Delos in hetzuiden en de stad Odessa op de oostkust van de Zwarte Zee.

Hippocrates stierf in Larissa, een stad in Thessalië, op hoge leeftijd. De ons overgeleverdebronnen situeren zijn dood tussen de jaren 375 en 351 voor Chr.

AFBEELDINGEN VAN HIPPOCRATES

Er zijn verschillende borstbeelden bekend waarvan dat van Ostia als het meest authentieke wordtbeschouwd. Verder werd het portret van Hippocrates gevonden op muntstukken van Kos en kleinebronzen muntstukken uit de Romeinse periode. Ook op deze laatste wordt een kale man met baardafgebeeld.

Een zekere Soranos (wellicht Soranos van Efese, een arts uit de Iste–IIde eeuw na Chr.) schrijftin de korte biografie die hij over hem maakte dat er talrijke afbeeldingen van Hippocratesbestonden die hem afbeeldden met het hoofd bedekt, volgens de enen met een pilos, een soortvilten hoed, volgens de anderen met een mantel. Deze beschrijving ligt aan de basis van deminiatuur uit de 14de eeuw (zie site ordomedic.be) waar een kale Hippocrates wordt afgebeeld metop zijn hoofd een himation, een mantel, en zittend op een troon zoals een Christusfiguur met inzijn hand een boek waarop het begin van het Hippocratische boek "Aphorismen" te lezen staat.

HIPPOCRATES EN DE SCHOOL VAN KOS

Hippocrates is niet de vader van de geneeskunde noch de stichter van de school voor geneeskundevan Kos. Reeds ten tijde van Homeros werd de medische wetenschap beschouwd als een 'teonderwijzen kunst'. De eerste sporen van medisch onderricht zijn geattesteerd in Thessalië. Inhet klassieke Griekenland (6de-5de eeuw voor Chr.) ontstonden elders grote medische centra,gelocaliseerd binnen het kader van de stadstaten. Er was de school van Kos maar daarnaast warener ook beroemde scholen voor geneeskunde in Crotone (Zuid-Italië), Cyrene (Noord-Afrika) enKnidos (West-kust van Turkije, bij Kos).

Het medisch onderwijs bleef echter nog sterk getekend door de familiale en aristocratischestructuren. Er werd onderwezen van vader op zoon. Er bestond geen publiek, door de stadsstaatgeorganiseerd, medisch onderwijs noch officieel afgeleverde titels die toelieten de geneeskundeuit te oefenen. En er bestond ook geen alternatieve geneeskunde gezien er geen'officiële/traditionele' geneeskunde bestond.

Naast zijn zonen behoorden ook andere leden van de familie van de Asclepiaden tot de leerlingenvan Hippocrates. Ook niet-leden van deze familie konden, mits betaling (volgens Plato in zijnwerk Protagoras), medisch onderwijs genieten in de school van Kos. Het is nietduidelijk of deze evolutie reeds vóór Hippocrates gestart was. In elk geval nam ze groteuitbreiding ten tijde van Hippocrates. Volgens een commentaar op de eed van Hippocrates diewordt toegeschreven aan Galenus (een bekende arts uit de 2de eeuw na Chr.) zou de verklaringhiervoor te vinden zijn in het feit dat er binnen de familie te weinig kandidaten waren om demedische traditie voort te zetten. Dit laatste was voor de Asclepiaden een prioriteit.

In een recent op Kos gevonden inscriptie uit de IIIde-IIde eeuw voor Chr. wordt eer bewezen aaneen zekere Hippocrates (kinderen werden vaak naar hun grootvader genoemd bij de Asclepiaden).Hij is de achtste ons bekende arts met de naam Hippocrates en afstammeling van de bekendeHippocrates en behoorde tot de familie van de Asclepiaden. Dit bewijst dat de school van Kos eengrote reputatie had tot in de hellenistische periode en zelfs tot in de keizertijd. Tacitusvermeldt dat de arts van keizer Claudius de uit Kos afkomstige Xenophon was.

Toch ontgaat ons de precieze evolutie van het medisch onderwijs in de school van Kos in dehellenistische en Romeinse periode. Zeker is dat ze haar superioriteit verloor op het moment datde kleine stadsstaten plaatsmaakten voor grote rijken in de hellenistische periode en hunhoofdsteden Pergamon en Alexandrië. Deze laatste stad werd dan hét medisch centrum. Nochtansverloor het Hippocratisch denken niet aan belang. De geleerden van de Alexandrijnse bibliotheekverzamelden en becommentarieerden zorgvuldig de geschriften van Hippocrates en zijnleerlingen.

EED VAN HIPPOCRATES

Het is in deze context van het openstellen van de school voor externe leerlingen dat althans heteerste gedeelte van de zogenoemde eed van Hippocrates dient gelezen te worden. Het gold als eencontract waarin de door de niet tot de familie behorende leerlingen te bieden morele enfinanciële garanties ten overstaan van hun leermeester werden vastgelegd. Enkel zij dienden deeed af te leggen. De leerling betaalde het studiegeld en verbond zich ertoe, indien nodig, in demateriële behoeften van de leermeester te voorzien. In ruil genoot hij een medische opleiding enmocht hij die gratis aan zijn zoon/zonen doorgeven. Het eerste deel van de eed had dus vooral debedoeling de belangen en privileges van de familie van de Asclepiaden te vrijwaren op het momentdat de school werd opengesteld voor externe leerlingen.

De meest bekende externe leerling van Hippocrates was Polybos. Hij huwde met de dochter vanHippocrates en nam de leiding van de school over op het moment dat deze naar Thessaliëvertrok.

Het tweede gedeelte van de eed bevat de essentie van de plichten van de arts tegenover zijnpatiënt en diens entourage. Het is duidelijk dat deze regels van medische ethiek voor alleartsen, de meester, zijn zonen en ook de andere leerlingen, golden. Vandaar dat deze eed laterdoor alle artsen diende te worden afgelegd.

Deze eed behoort tot de geschriften die worden toegeschreven aan Hippocrates zelf.

Recentere studies situeren de eed echter in pythagoreïsche kringen. Een argument voor dezestelling is de strenge afkeuring van zelfmoord en de hulp bij zelfdoding in de eed terwijl in deoudheid zelfmoord in principe niet als een fout, een misstap werd ervaren. Evenmin was in deoudheid abortus strafbaar, het behoorde tot de dagelijkse realiteit, meestal uitgevoerd doorervaren vroedvrouwen, bijgestaan door artsen bij moeilijke gevallen, zo blijkt uit het CorpusHippocraticum. Dat ook abortus in de eed streng verboden wordt zou eveneens een element zijn uitde pythagoreïsche filosofie volgens dewelke het ongeboren kind als een levend wezen werdbeschouwd. Ook het verbod op chirurgische ingrepen en het operatief verwijderen van nierstenenzou pythagoreïsch zijn. De pythagoreeërs stonden vooral een behandeling aan de hand van diëtenvoor. Nochtans behoorde het chirurgisch ingrijpen tot de normale praktijk van de Hippocratischeartsen.

Ook indien deze eed oorspronkelijk voor een esoterische kring van (pythagoreïsche) artsen bedoeldwas en gedeeltelijk in tegenspraak is met wat ons bekend is over de in de oudheid geldendemedische kennis bewijst het feit dat de eed werd opgenomen in het Corpus Hippocraticum toch datde erin geformuleerde ethische principes (eerbiedigen van het beroepsgeheim en de persoonlijkelevenssfeer van de patiënt, vóór alles het belang van de zieke dienen, ...) in de oudheidalgemeen geldend waren. Later werden deze ethische beginselen integraal overgenomen in dechristelijke moraal. In een middeleeuws handschrift bestaat een christelijke versie van deze eed: de heidense goden in de aanvang van de eed werden vervangen door God en Christus.

Ook de huidige geneeskundige plichtenleer heeft als centraal uitgangspunt het belang van depatiënt.

CORPUS HIPPOCRATICUM

Er zijn een 60-tal medische tractaten bewaard die, hoewel ze aan hem worden toegeschreven,onmogelijk allemaal van de hand van Hippocrates kunnen zijn. Dit maakt dat er naast eenHomerische kwestie ook een Hippocratische kwestie is. Het zou ons echter te ver leiden hierop inte gaan.

Eveneens wordt hier niet dieper ingegaan op de in de boeken beschreven ziekteleer, diagnostiek enbehandeling.

Dit Corpus werd in de hellenistische periode in Alexandrië samengesteld en bestudeerd doorfilologen. Het werd ons overgeleverd via middeleeuwse handschriften.

De verschillende boeken vormen een eenheid door het feit dat de geneeskunde rationeel wordtbenaderd, wars van alle magie. Verschillend woordgebruik en contradictorische stellingenverraden echter het feit dat verschillende auteurs aan het werk waren.

Een niet onbelangrijke antieke bron, de filosoof Aristoteles, schrijft een van de boeken van hetCorpus toe aan Polybos, leerling en schoonzoon van Hippocrates (zie hoger), en hij noemt ook nogeen andere leerling als auteur.

De meeste boeken werden geschreven tijdens Hippocrates' leven, sommigen worden gedateerd tentijde van Aristoteles of later.

De diversiteit tussen de boeken bestaat ook in de bestemming ervan en hun inhoud. Sommigen zijnbestemd voor een breed publiek, andere boeken zijn gericht op een (meer) gespecialiseerdpubliek, nl. (leerlingen-)artsen.

Dat de in het Corpus Hippocraticum behandelde onderwerpen zeer divers zijn ligt aan feit dat deGriekse artsen de algemene geneeskunde beoefenden in tegenstelling tot de Egyptische geneeskundedie wel specialismen kende.

DE UITOEFENING VAN DE GENEESKUNDE BINNEN HET HIPPOCRATISCH DENKEN

toegang tot het beroep

In het antieke Griekenland bestond er geen officiële titel die toeliet de geneeskunde uit teoefenen. Om het even wie kon zich vestigen. Het volstond zich te voorzien van een lokaal en eenuithangbord zoals ons in een antieke bron is overgeleverd. Dit in tegenstelling tot Egypte waarer een staatsgeneeskunde bestond en waar de artsen straffen, tot zelfs de doodstraf, kondenoplopen wanneer ze zich niet hielden aan de traditionele behandelingen. De arts in de Grieksesteden riskeerde geen enkele straf. Hij kon alleen zijn goede reputatie verliezen. Daarom washet heel belangrijk voor de arts om ook met veel overredingskracht te kunnen spreken, vandaar destudie van de retorica (zie hoger). Hij moest steeds het vertrouwen winnen niet alleen van zijnpatiënt maar ook van heel zijn entourage en soms zelfs van een heel publiek van nieuwsgierigen.In de oudheid was de arts immers nooit alleen met zijn patiënt.

Ten tijde van Hippocrates waren de artsen mannen. De eerste getuigenis over een vrouwelijke artsdateert uit het midden van de IVde eeuw voor Chr.

De publieke arts

Vanaf de VIde eeuw voor Chr. (zeker tot de IVde eeuw voor Chr.) namen de Griekse steden eenpublieke arts in dienst, een functie die in onze samenleving onbekend is. Deze arts, zo lezenwij bij Xenophon, stond in voor de medische verzorging van de bevolking van de stad maar kon ookmeegestuurd worden bij militaire expedities om de gewonde soldaten van de stad te verzorgen.

Sommigen menen dat de reden voor de creatie van een dergelijke functie zou te vinden zijn in hettekort aan artsen in die periode. Anderen denken dat het eerder ingegeven is door het groteaantal kwakzalvers die zich uitgaven voor arts. Door een arts te benoemen in dienst van de stadwaren de inwoners zeker steeds op tenminste één competente arts te kunnen beroep doen.

De publieke arts oefende minstens gedurende één jaar zijn functie uit maar kon tot zelfs twintigjaar in dienst van dezelfde stad werken. Merkwaardig is wel dat hij niet door specialisten werdverkozen maar, zoals de politici, bij een democratische stemming door de inwoners van de stad.Hiertoe moest hij hen overtuigen van zijn competentie, van de waarde van zijn leermeester en vanhet feit dat hij zelf niet ziek was[1]. Een ziekearts werd toen immers beschouwd als een slechte arts aangezien hij niet in staat was zichzelf tegenezen.

Het medisch kabinet

Het medisch kabinet van de arts ten tijde van Hippocrates is niet te vergelijken met dat van dehuidige artsen. Gezien er in het klassieke Griekenland geen gespecialiseerde geneeskunde bestondwas het medisch kabinet tegelijk een (gewone) consultatieruimte en een soort kliniek vol (somsvolumineuze) instrumenten om o.m. fracturen en luxaties te behandelen. Ook bevonden zich daar deproducten om medicatie aan te maken. Het was dus ook een apotheek. In het medisch kabinetbevonden zich naast de arts en zijn patiënt, ook de helpers van de arts, de leerling(en) van dearts, wellicht ook de naaste verwanten van de patiënt, misschien ook wel enkele nieuwsgierigenen uiteraard de op hun beurt wachtende patiënten.

Over de inrichting en de organisatie van het medisch kabinet krijgen wij de eerste heel preciezebeschrijving in het Corpus Hippocraticum. Het moet een goed georiënteerd lokaal zijn, zondertocht en vooral met veel licht, maar zonder dat het zonlicht de ogen van de patiënten kanbeschadigen. Licht was zeer belangrijk voor het uitvoeren van operaties. Er werd zowel metnatuurlijk licht als met kunstmatig licht gewerkt. Dit laatste bestond in toortsen die ofwelrecht voor ofwel schuin naast of achter de patiënt werden vastgehouden. Er werd volgens Galenusbijna altijd direct licht gebruikt om zo optimaal mogelijk te kunnen werken. Maar bij de keuzevan het gebruikte licht werd ook rekening gehouden met de pijn en de schroom die de patiëntvoelde wanneer bepaalde lichaamsdelen werden onderzocht of geopereerd.

Zoals aangehaald stonden in het medisch kabinet ook, per soort, de producten opgesteld ommedicatie aan te maken. De meeste van deze producten waren laxerende substanties. De arts wasdus tegelijk apotheker. Daarnaast zouden er ook een soort geneesmiddelenverkopers (Aristotelesvernoemt hen "pharmacopoles", afgeleid van het Griekse woord "pharmakon" dat echter zowel"geneesmiddel" als "vergif" betekent) geweest zijn, zij werden beschouwd als leugenachtigemarktverkopers.

In het medisch kabinet bevinden zich ook alle courante kleine instrumenten voor kleine ingrepen :rechte, gebogen, gepunte, ... scalpels, ventouses, brandijzers, tangetjes om tanden uit tetrekken, ... Alles moest zo hygiënisch mogelijk worden gehouden, vooral de compressen,verbanden, ... die werden gebruikt bij de verzorging van (geïnfecteerde) wonden.

Daarnaast stonden ook verschillende grote machines met haspels en hefbomen opgesteld in hetkabinet. Deze dienden om fracturen en luxaties te behandelen.

De taken van de "stille", voor ons anoniem gebleven, helpers van de arts ('hyperetai' genoemd inde oudheid, misschien slaven in dienst van de arts of vrije mannen) bestonden erin bij operatiessnel de nodige instrumenten aan de arts aan te geven, de patiënt die men toen nog niet konverdoven vast te houden bij pijnlijke of moeilijke ingrepen of de arts te helpen bij hetbehandelen van fracturen en luxaties. Hiervoor deed de arts meestal beroep op twee (of meer ?)fysiek sterke mannen die, zo blijkt uit de bronnen, over een degelijke medische kennisbeschikten.

Opvallend is dat in heel het Corpus Hippocraticum bijna geen melding wordt gemaakt van de(hevige) pijn die patiënten leden bij operaties, en dit terwijl het woord 'pijn' (odunè) meerdan 700 maal in het werk voorkomt. Het gaat telkens om 'pijn' als symptoom van een ziekte. Datgeopereerden pijn leden werd als zo normaal beschouwd dat het niet werd vermeld.

Niet te verwarren met de 'hyperetai' zijn de 'mathetai', de leerlingen van de arts, zijnzoon/zonen en andere leerlingen, die hun leermeester observeerden en zich oefenden in hetbedienen van de verschillende medische instrumenten.

In dit kader was het dat de arts in de oudheid de geneeskunde uitoefende. Hij zelf moest er goeduitzien (Een goede arts hoorde zelf niet ziek te zijn !). Hij moest ernstig en sereen zijn, hijmocht niet ruw zijn maar toch niet te joviaal ook. Het belangrijkste voor het prestige en dereputatie van de arts was de manier waarop hij operaties uitvoerde. Het Corpus Hippocraticumgeeft een haarfijne beschrijving van de houding in dewelke een chirurg zijn patiënten, zowelzittend als staand, diende te opereren. Ook de houding en de bewegingen van zijn handen wordenbeschreven.

Meer dan in de huidige geneeskunde vormde het aanleggen van een verband een belangrijke medische(be)handeling[2]. Dit gebeurde voornamelijk bijsport- en arbeidsongevallen. Het meest courant waren echter de oorlogsblessures die verzorgdwerden door de publieke arts van de stad die meeging op expeditie (zie hoger). Het CorpusHippocraticum geeft precieze aanwijzingen over de verschillende technieken en 'figuren' omverbanden aan te leggen en spoort de artsen aan om niet een indrukwekkend en sensationeel effectna te streven maar een verband aan te leggen dat de patiënt verlicht en helpt.

Het meest spectaculair was het zogenaamd corrigeren van afwijkingen in de wervelkolom door depatiënt omgekeerd op te hangen aan een soort ladder die dan vanuit de hoogte met een zekeresnelheid naar beneden werd gelaten door middel van een systeem van katrollen. Dit gebeurde nietin het kabinet van de arts maar in open lucht voor het oog van een groot publiek. Hier nam degeneeskunde theatrale vormen aan, en dit niet zonder gevaar voor de patiënt. Artsen die dezetechnieken toepasten worden in het Corpus Hippocraticum afgewezen daar ze enkel erop uit zijnzichzelf in de kijker te plaatsen in plaats van het belang van de patiënt te dienen.

De arts op huisbezoek

Helemaal anders was het wanneer de arts op huisbezoek ging. Dan had hij enkel zijn trousse meemet de nodige instrumenten. Hij trad, wellicht vergezeld van één of meerdere helpers enleerlingen, een voor hem onbekend huis binnen waar hij de (bedlegerige) patiënt vond temiddenvan zijn entourage (bestaande uit familie, buren en vrienden). Het kwam erop aan van hen respecten vertrouwen af te dwingen. De arts krijgt in het Corpus Hippocraticum een hele reeksraadgevingen over hoe hij snel en correct kan optreden. Hij moet onverstoorbaar blijven bij detumult die kan ontstaan doordat er teveel leerlingen aanwezig zijn of bij de opmerkingen vansoms ook bij de patiënt aanwezige collega's die hun visie geven.

Van kapitaal belang voor de reputatie van de arts was op dat moment de prognose.

Prognose

Reeds in de Ilias verklaren zieners waarom de soldaten getroffen worden door bepaalde ziekten. Deprognose door de arts loopt hiermee gelijk in die zin dat ook zij gebaseerd is op de kennis vanhet verleden, het heden en de toekomst. Waar de zieners zich steunden op tekenen die ze van degoden kregen, steunen de Hippocratische artsen zich nu op de symptomen die ze afleiden uit detoestand van de patiënt. Deze is uiteraard het meest geïnteresseerd in de toekomst, in deevolutie van zijn ziekte. Maar het maakte indruk wanneer de arts aan de patiënt, zonder dat dezeiets hoefde uit te leggen, kon zeggen welke pijn of ongemakken hij had gevoeld in het verledenof voelde op het moment van zijn bezoek.

Sommige artsen, soms bij gebrek aan cliënteel, weerlegden een negatieve prognose van een collegaom ten dode opgeschreven patiënten nog hoop te geven. Ook hier wordt er in het CorpusHippocraticum de nadruk op gelegd enkel het belang van de patiënt te dienen en prognosesuitsluitend te baseren op medische kennis. Een goede arts gaf een duidelijke en preciezeprognose en dit kon alleen maar de bewondering en het vertrouwen van de patiënt en zijnentourage wekken.

Een gedreven Hippocratische arts diende vooral ook snel een prognose te kunnen gevendoor de patiënt te observeren 'op afstand', dus zelfs voor hij hem ook maar had aangeraakt.

Noodlottige prognose en beslissing om niet te behandelen

Op basis van een dergelijke prognose 'op afstand' werd soms zelfs beslist om een zieke nietverder te behandelen, iets wat in de moderne geneeskunde ondenkbaar is. De Hippocratischegeneeskunde vertrok van de stelling dat de grenzen van de geneeskunde voor eens en voor goedvastlagen en achtte het ondenkbaar dat deze door verder onderzoek van de therapeutischemogelijkheden zouden kunnen verlegd worden. Zo maakte Plato, en ook latere artsen uit dehellenistische periode en zelfs Galenus in de Romeinse tijd een duidelijk onderscheid tussen hetmogelijke en het onmogelijke : patiënten die reeds door de ziekte waren overwonnen konden nietmeer worden behandeld. Toch dient dit genuanceerd te worden. Er waren ook Hippocratische artsendie het wel aandurfden moeilijke gevallen te verzorgen met het risico dat de behandelingfaalde.

Bij zijn beslissing de patiënt al of niet te behandelen dook steeds weer de vraag op of de artszijn reputatie zou weten hoog te houden. In een periode waar de verantwoordelijkheid en deaansprakelijkheid van de arts niet door wetgeving was geregeld en waar professionele fouten nietwerden gesanctioneerd, was de sociale druk enorm (zie de laatste alinea van de eed vanHippocrates). De eerste ethische bekommernis van de Hippocratische arts was echter niet zijnreputatie noch de 'geneeskunst' maar wel het belang van de zieke.

Het cliënteel

In zijn Wetten stelt Plato dat slaven werden verzorgd door helpers-artsen die zelfeveneens slaven waren en die zich ook arts noemden. Zij deden zowel huisbezoeken alsraadplegingen in het kabinet van hun meester-arts. De vrije artsen verzorgden 'meestal',zo voegt Plato toe, vrije personen. De Hippocratische overlevering geeft ons een genuanceerderbeeld. Vrije artsen verzorgden zeker niet uitsluitend vrije personen. Slaven werden ook verzorgddoor vrije artsen voor zover hun meester bereid was de kosten voor de consultatie(s) en deverzorging te betalen. Xenophon schrijft dat het de plicht is van een goede meester zijn ziekeslaven te (laten) verzorgen. In het Corpus Hippocraticum wordt nergens gesuggereerd dat dehelpers-artsen een eigen cliënteel zouden hebben en worden ze duidelijk onderscheiden van de(echte) artsen.

In tegenstelling tot Plato onderstreept het Corpus Hippocraticum juist de gelijke behandeling vanvrijen en slaven door de artsen. De medische fiche van een gebrandmerkte slaaf (Deze werdenbeschouwd als slechte slaven daar zij reeds waren gevlucht uit het huis hun meester) geeft devolledige evolutie van zijn ziekte. Hieruit blijkt dat de arts deze patiënt, een goedkope slaaf,gedurende langere tijd moet hebben gevolgd. In het Corpus Hippocraticum wordt ook hetonderscheid gemaakt tussen mannen/vrouwen vrijen/slaven bij epidemiologische analyses. De auteurprobeert een verklaring te vinden waarom bv. vrije vrouwen bijna geen keelonstekingen kregen envrouwelijke slaven wel.

Vrouwelijke patiënten bleken zeer terughoudend te zijn wat betreft het raadplegen van een artsals het om specifieke vrouwenziekten ging. Zij probeerden zich in eerste instantie te behelpendoor ervaringen uit te wisselen met andere vrouwen. De artsen respecteerden ook deze schroom vande vrouwen. Bevallingen en zwangerschapsafbrekingen werden meestal uitgevoerd doorvroedvrouwen.

Het Corpus Hippocraticum getuigt van het feit dat ook 'vreemde' patiënten, zelfs 'vreemde' slavendie in de stad vertoefden door de artsen werden verzorgd. Overeenkomstig de eed van Hippocratespasten de Hippocratische artsen dus ook in de praktijk het principe toe om iedereen zonderonderscheid man of vrouw, vrije of slaaf, arm of rijk, Griek of vreemdeling, de beste zorgen toete dienen. De patiënt wordt steeds aangeduid met het woord 'anthropos' wat erop wijstdat het eerst en vooral om de 'mens' ging ongeacht zijn sociale status, ras,godsdienst, ...

De honoraria

In het Corpus Hippocraticum blijft het opvallend stil als het gaat over de honoraria van deartsen. Latere auteurs zoals o.m. Aristoteles, Plato, Euripides, Aristophanes getuigen echterallemaal dat de artsen zich (goed) lieten betalen. Vandaar dat zowel Plato als sommigeHippocratische auteurs alluderen op het grote verschil tussen de rijken en de minder bemiddeldendie niet over voldoende tijd en middelen beschikten om hun gezondheid degelijk te verzorgen.Overeenkomstig de Hippocratische traditie die van oorsprong aristrocratisch was hadden de artsenzeker een welstellend cliënteel maar belette dit hen niet ook mensen te verzorgen met eenbescheidener inkomen en hun honoraria in functie daarvan aan te passen. De Hippocratischegeschriften gaan in tegen het negatief beeld van de begerige arts en stelt dat de arts eerst envooral de zieke hulp moet bieden en zelfs gratis zorgen moet toedienen indien nodig. Toch zal dearts in de oudheid in realiteit eerder een milde aristocraat geweest zijn dan een arts voor hetvolk.

Verbod op het uitvoeren van abortus en het toedienen van dodelijke (genees-)middelen

Het absoluut verbod in de eed op het door de arts verstrekken van een dodelijk (genees-)middelaan de patiënt of aan derden (zie ook hoger) situeert zich in een klimaat waarin er maar eenheel vage grens bestond tussen geneeskunde en artsenijbereidkunde (zie hoger "de pharmacopoles")en tussen geneesmiddel en vergif. Er bestond totaal geen wetgeving inzake de verkoop vangeneesmiddelen. Er was een vrije verkoop van min of meer toxische stoffen die al dan niet metnobele bedoelingen werden aangewend. Nochtans stelt Plato (in zijn Wetten) dat een artsdie zijn patiënt een giftig middel, dat zelfs niet dodelijk is, zou toedienen, de doodstrafverdient. Het doden door vergiftiging was zeker strafbaar voor de rechtbank.

Ook het verbod op abortus kadert in een context waarin het helemaal niet zo vanzelfsprekend waseen absoluut respect voor het leven te eisen (zie hoger).

Plichten van de arts tegenover de patiënt

De arts streefde ernaar een behandeling voor te schrijven die "nuttig was voor de patiënt oftenminste niet schadelijk". Het doel van de geneeskunde was immers het belang van de patiënt.Hierdoor geeft de Hippocratische geneeskunde blijk van een uitzonderlijke menselijkheid. Zelfsal heeft ze op wetenschappelijk gebied afgedaan toch blijft ze haar waarde behouden als basisvan het humanisme en van de rechten van de mens.

De geneeskunde gold als model voor de politiek : ze moest nuttig zijn, niet voor wie zeuitoefende, maar voor diegene op wie ze werd toegepast, de zieke.

Kenmerk voor de Griekse geneeskunde (in tegenstelling tot de Egyptische) was de omzichtigheid ,de zachtheid waarmee de patiënt diende te worden behandeld, de natuur mocht niet wordengeforceerd. Het comfort van de patiënt was een belangrijk aandachtspunt. De arts diende het depatiënt zo aangenaam mogelijk te maken : frisse drank, zuivere voeding, nette kamer, ... zakendie nu onder hygiëne worden geklasseerd. Toch is dit weer een bewijs van de menselijkheid van dehippocratische geneeskunde, van de zorg om het vertrouwen van de patiënt te winnen en ook van deovertuiging dat een goede moraal zeker bijdroeg tot een snellere genezing.

Relatie arts-patiënt en informed consent

Belangrijk was zoals reeds hoger gezegd de kunst van het woord. De arts moest de patiënt en derond hem aanwezige vrienden en kennissen zien te overtuigen een vies drankje te drinken of eenchirurgische ingreep of een behandeling met een gloeiend ijzer te ondergaan. Hij diende dus overeen grote overredingskracht te beschikken. Sommige artsen lieten zich zelfs vergezellen dooriemand die bijzonder bekwaam was in de welsprekendheid.

Het voornaamste van deze welbespraaktheid was door een dialoog met de patiënt de informatie teverkrijgen die de arts nodig had om tot een juiste diagnose en prognose te komen. Deze dialoog,zo schrijft één van de auteurs in het Corpus Hippocraticum, bestond er niet alleen in de patiëntprecieze vragen te stellen maar ook heel goed te kunnen luisteren en de antwoorden van depatiënt op de juiste manier te kunnen interpreteren.

Plichten van de patiënt

De arts en de patiënt bestreden samen de ziekte. Niet alleen de arts had zijnverantwoordelijkheid, ook de zieke had de plicht bij te dragen tot zijn genezing.

Naast de deontologie van de arts was er een deontologie van de patiënt en zelfs van zijnentourage. Deze deontologie wordt in het Corpus Hippocraticum niet expliciet uiteengezet geziendit een reeks boeken was bestemd voor artsen. Hier en daar zijn echter toch (positieve)aanbevelingen voor de patiënt (medewerking bij moeilijke of pijnlijke operaties, ...) te vindenof, wat meer voorkomt, worden de houding en de reacties van de patiënt afgekeurd. De relatiearts-patiënt was blijkbaar niet altijd zo ideaal.

Fouten van de patiënt

Wanneer het lukte om de medewerking van de patiënt te bekomen in aanwezigheid van de arts (bijeen operatie), bleek het voor de patiënt veel moeilijker om in afwezigheid van de arts zijnvoorschriften op te volgen, vooral wanneer het om een langdurige behandeling ging. DeHippocratische artsen beklaagden er zich over dat de patiënten slordig waren en regelmaat mistenbij het volgen van de behandeling. Alleen wanneer ze hevige pijn voelden of angst voor de doodhielden zij zich nauwgezet aan de therapie maar zodra de pijn minderde sloegen ze allevoorschriften in de wind. Meer nog, om hun ongehoorzaamheid te verbergen, namen ze soms zelfshun toevlucht tot leugens met voor sommige patiënten de dood tot gevolg.

Het behoorde ook tot de Hippocratische geneeskunst rekening te houden met de fouten en dezwakheden van de zieke. Het vroeg van de arts doorzicht in de psychologie van de patiënt wienstherapie hij na het stellen van de diagnose door regelmatige en zorgvuldige controle diende opte volgen.

Fouten van de arts

Het Corpus Hippocraticum wijst erop dat vaak aan de arts de schuld werd gegeven voor de dood vaneen patiënt terwijl de ware oorzaak lag in het feit dat de patiënt niet nauwgezet de therapiehad gevolgd. In het klassieke Griekenland werd de arts nog niet vervolgd voor professionelefouten maar dergelijke beschuldigingen schaadden wel zijn reputatie (zie hoger).

Toch verwijten de Hippocratische geschriften ook aan sommige artsen onverschilligheid, gebrek aanregelmaat en zorgeloosheid. Hiervoor wordt een veel sterkere term uit de militaire sfeergebruikt : terwijl de niet plichtbewuste patiënt onachtzaam wordt genoemd, wordt de nietplichtbewuste arts het woord "deserteur" gebruikt. De artsen hebben echter niet zoals de patiënthet excuus onwetend te zijn en de aangerichte schade aan de gezondheid van de patiënt was vaakonherstelbaar.

BESLUIT

In de context van een dergelijke visie op de mens en de geneeskunde is het dat de eed vanHippocrates dient te worden gelezen. Het is duidelijk dat het Griekse denken ook in deuitoefening van de geneeskunde een onmiskenbare invloed heeft gehad op onze huidige maatschappijen het huidig medisch denken.

K. ROHAERT.

Bronnen

J. Jouanna, Hippocrate, Librairie Arthème Fayard, Paris, 1992,648 p.
(Jacques Jouanna is professor Griekse literatuur en beschaving aan de Sorbonne(Paris IV). Hij is ook directeur van de "Unité de recherche sur la médecine grecque auCNRS". Hij wordt beschouwd als dé grote Hippocratesspecialist.)

A. Krug, Heilkunst und Heilkult, Medizin in der Antike, Beck,München, 1984, 244 p.

Prof. dr. R. Rubens, Magie, filosofie, wetenschap, Degeschiedenis van de medische vooruitgang, Universiteit Gent, 01.10.2000

[1] Socrates vindt dit een voorwaarde om alspublieke arts te kunnen functioneren.

In het boek "Geneesheer" (c.1) van het Corpus Hippocraticum "moet de geneesheer een mooiekleur hebben en 'goed in zijn vlees zitten', overeenkomstig zijn eigen natuur..."

[2] Op een vaas uit het begin van de Vde eeuw voorChr. (bewaard in het Staatsmuseum, Berlijn) staat Achilles die een verband aanlegt rond delinkerarm van zijn vriend Patrocl

Eed van Hippocrates (originele tekst) (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Recommended Articles
Article information

Author: Stevie Stamm

Last Updated:

Views: 6063

Rating: 5 / 5 (60 voted)

Reviews: 83% of readers found this page helpful

Author information

Name: Stevie Stamm

Birthday: 1996-06-22

Address: Apt. 419 4200 Sipes Estate, East Delmerview, WY 05617

Phone: +342332224300

Job: Future Advertising Analyst

Hobby: Leather crafting, Puzzles, Leather crafting, scrapbook, Urban exploration, Cabaret, Skateboarding

Introduction: My name is Stevie Stamm, I am a colorful, sparkling, splendid, vast, open, hilarious, tender person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.